Is het belegd of belegt? Correcte spelling

Is het belegd of belegt? In de Nederlandse taal komt het voor dat zowel ‘belegd’ als ‘belegt’ wordt gebruikt. In de voltooid tegenwoordige tijd gebruiken we ‘belegd’.

Als je de werkwoordvorm gebruikt, kan ‘belegt’ gebruikt worden. Dit vervoeg je door middel van de stam+t methode, oftewel beleg+t; ik beleg, jij belegt, wij beleggen.

In de voltooid tegenwoordige tijd schrijf je belegd met een d. Om te bepalen of hier een d of een t wordt gebruikt, kijk je naar het kofschip. ‘Beleg’ eindigt op een g. De g zit niet in het kofschip, dus wordt er een d gebruikt. Zo gebruik je ‘ik heb belegd’ en niet ‘ik heb belegt’.

In de verleden tijd pas je dezelfde regel toe. Daar gebruik je: ik belegde, jij belegde, wij belegden.

Wat betekent beleggen?

Beleggen is een term die voornamelijk in de financiële wereld gebruikt wordt. De term wordt gebruikt als je iets koopt met als doel dat het meer waard wordt als je het weer verkoopt.

Beleggen kan ook gebruikt worden als je iets op je brood doet of als alternatief voor ‘organiseren’.

Vervoegingen werkwoord beleggen

Beleggen wordt op de volgende manieren vervoegd:

Onvoltooide tegenwoordige tijd

ik beleg
jij belegt
hij/zij belegt
wij beleggen
jullie beleggen
zij beleggen

Voltooide tegenwoordige tijd

ik heb belegd
jij hebt belegd
hij/zij heeft belegd
wij hebben belegd
jullie hebben belegd
zij hebben belegd

Onvoltooide verleden tijd

ik belegde
jij belegde
hij/zij belegde
wij belegden
jullie belegden
zij belegden

Voltooide verleden tijd

ik had belegd
jij had belegd
hij/zij had belegd
wij hadden belegd
jullie hadden belegd
zij hadden belegd

Voltooid deelwoord

belegd

Onvoltooide tegenwoordige toekomende tijd

ik zal beleggen
jij zal beleggen
hij/zij zal beleggen
wij zullen beleggen
jullie zullen beleggen
zij zullen beleggen

Voltooide tegenwoordige toekomende tijd

ik zal belegd hebben
jij zal belegd hebben
hij/zij zal belegd hebben
wij zullen belegd hebben
jullie zullen belegd hebben
zij zullen belegd hebben

Onvoltooide verleden toekomende tijd

ik zou beleggen
jij zou beleggen
hij/zij zou beleggen
wij zouden beleggen
jullie zouden beleggen
zij zouden beleggen

Voltooide tegenwoordige toekomende tijd

ik zou belegd hebben
jij zou belegd hebben
hij/zij zou belegd hebben
wij zouden belegd hebben
jullie zouden belegd hebben
zij zouden belegd hebben

Gebiedende wijs

beleg

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *